LinkedInYouTubeTwitter

Het corporatiestelsel bijna omgevallen

geld1De Parlementaire Enquêtecommissie presenteerde 30 oktober 2014 haar resultaten. Lesje grenzen, governance en geld voor alle maatschappelijke sectoren.

 

 

Vandaag leverde de Parlementaire Enquêtecommissie, onder voorzitterschap van Tweede Kamerlid Roland van Vliet, haar bevindingen op met het rapport ‘Ver van huis’. Dit is het resultaat van bijna twee jaar onderzoek naar het functioneren van de corporatiesector. “De Parlementaire Enquêtecommissie gaf de maatschappij een stem”, aldus Kamervoorzitter mw. Van Miltenburg. Er is veel maatschappelijk vermogen verdampt. De maat is vol, zo oordeelde de Kamer (maart 2012). Met algemene stemmen werd een motie aangenomen die de start van de Parlementaire Enquête markeerde. In de eerste week van december vindt naar verwachting het plenaire debat in de Tweede Kamer plaats over het vandaag opgeleverde rapport.

 

Wat ging er mis?

Vestia was de aanleiding voor de enquête. Daar ging het grondig mis. Vestia had een derivatenportefeuille van 23 miljard. Het verlies bedraagt meer dan 2 miljard, maar de feitelijke schade is nog groter. Deze schade wordt vooral opgebracht door de gezamenlijke huurders in Nederland. Directeur-bestuurder Staal en kasbeheerder De Vries zijn verantwoordelijk naar het oordeel van de commissie. De banken hebben daarbij ook een dubieuze rol gespeeld. Dat is mede de reden voor het advies van de commissie om corporaties failliet te kunnen laten gaan, waardoor de banken een risico gaan lopen en beter nadenken. Het stelsel zal daardoor naar verwachting wel duurder worden, want de rentelast voor corporaties zal hoger worden.

 

Hoe kon dat gebeuren?

Gedrag, grenzen, governance en geld. Dat waren de belangrijkste aspecten waardoor de incidenten konden gebeuren. Incidenten ontstaan door menselijk handelen. Bestuurders nemen de ruimte die ze krijgen. Gelukkig zijn er vele corporaties waar het goed gaat, maar de commissie is ook gestuit op diverse misstanden. Het systeem moet robuust gemaakt worden. De voedingsbodem ligt in de andere drie ander G’s te weinig grenzen, falende governance, te makkelijk geld. Grenzen worden niet helder gesteld. Dat is soms handig voor de politiek, maar biedt ook ruimte voor politiek opportunisme. Voorbeelden hiervan zijn de huurliberalisatie (door minister Dekker, VVD) en het krachtwijkenbeleid (door minister Vogelaar, PvdA).

 

De governance is niet goed geregeld, er zijn te weinig tegenkrachten. Raden van Commissarissen zijn niet altijd onafhankelijk en hebben soms te veel vertrouwen in de bestuurder. Het CFV heeft als extern toezichthouder weinig bevoegdheden, maar wordt door de sector gezien als ongewenst kind. De sector wilde eigenlijk helemaal geen toezicht. Ook het WSW vormde geen tegenkracht. Soms was WSW zelfs de oorzaak voor misstanden en gaf goedkeuring aan banken die kwalijke producten verkochten. Aan geld was te makkelijk te komen. Maatschappelijk vermogen kan in de corporatiesector makkelijk weglekken, bijvoorbeeld door het verkopen van een paar huizen. De vier G’s waren een weelde, die niet alle bestuurders kunnen dragen. De commissie komt daarom tot de conclusie dat de teugels strak moeten worden aangetrokken. Duidelijke grenzen stellen, het beteugelen van geld en heldere governance zijn belangrijke aanbevelingen.

 

Wie zijn daarvoor verantwoordelijk?

Door de commissie worden veel verantwoordelijken benoemd. De besturen, de Raden van Commissarissen, de sector als geheel. Duidelijke gedragsregels ontbreken. Het WSW was vooral van de sector zelf. Zij zorgde voor goedkoop geld en draagt grote medeverantwoordelijkheid voor onder andere het Vestia-drama. Ook het externe toezicht faalt. Het CFV deed veel te weinig, was een papieren tijger en haar rapporten verdwenen in de lade. Ook ligt er een deel van de schuld bij de politiek. Het was immers een politieke keuze om bijvoorbeeld het toezicht af te bouwen van 170 naar 10 toezichthouders. Vele bewindslieden vertrouwden op zelfreguliering. Dit is naïef, naar oordeel van de Parlementaire Enquêtecommissie. “Ze stonden er bij en keken er naar”, aldus Van Vliet. Het stelsel vertoont naar het oordeel van de commissie grote gebreken.

 

Ondanks alle signalen zijn achtereenvolgende bewindslieden niet tot andere kaders gekomen. De politiek moet in de spiegel kijken en is zelf mede schuldige. De Tweede Kamer had al in 2005 door moeten pakken, toen er een parlementair onderzoek is uitgevoerd. Ook stelt de commissie dat het handelen van een minister (Donner, CDA) op gespannen voet stond met de actieve informatieplicht. De Tweede Kamer wist daardoor ook niet van alles de impact en omvang. Groot onderhoud aan het stelsel is in elk geval te lang uitgesteld. Van Vliet: “Hopelijk komt daar nu verandering in!”.

 

Hoe kan het beter?

De commissie is van mening dat de sector terug naar de kern moet: het bouwen en beheren van sociale huurwoningen. Geen commerciële avonturen meer. Sober en doelmatig handelen zijn essentieel. Daarnaast moet de huurder zicht en zeggenschap krijgen. Goed toezicht door een onafhankelijke woonautoriteit is noodzakelijk. Ook is gedrags- en cultuurverandering in de sector belangrijk. Van Vliet: “Het stelsel is bijna te gronde gegaan. Dit mag nooit meer gebeuren. Het stelsel moet bestand worden gemaakt tegen ondeskundig en onverstandig bestuur.”

 

 

Meer informatie

 

Ernst van der Leij, Brink Management & Advies

Brink Management & Advies heeft in samenwerking met OTB TU Delft een deelonderzoek uitgevoerd in opdracht van de Parlementaire Enquêtecommissie.

 

 

Reactie toevoegen

Plain text

  • Geen HTML toegestaan.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
CAPTCHA Deze vraag is om te controleren dat u een mens bent, om geautomatiseerde invoer (spam) te voorkomen.