Doordecentralisatie in het primair onderwijs is tot dusver niet van de grond gekomen. Andere opties zijn aantrekkelijker gebleken. Of brengt de bezuiniging daar nu verandering in?
Sinds 1997 kunnen gemeenten hun verantwoordelijkheid voor onderwijshuisvesting bij schoolbesturen neerleggen als beide partijen dat willen. Tot dusver is dat voor het primair onderwijs alleen in Nijmegen gedaan. Doordecentralisatie blijkt in de praktijk vooralsnog geen aantrekkelijke optie.
Scholen en gemeenten kiezen eerder voor een andere constructie om hun verantwoordelijkheid rond de huisvesting van scholen op te pakken. In Alkmaar bijvoorbeeld huurt de school van een corporatie. Zij krijgt hiervoor geld van de gemeente. In Leusden huurt de gemeente rechtstreeks van de corporatie. De school sluist haar vergoeding voor instandhouding scholen naar dezelfde corporatie door; ook een manier om de verschillende budgetten in één hand te brengen.
Voor- en nadelen
Een onafhankelijk onderzoek naar de vraag waarom doordecentralisatie in het primair onderwijs niet van de grond komt en wat de voor- en nadelen zijn van de diverse constructies is niet bekend. De meeste informatie is ingegeven vanuit de wens vanuit de rijksoverheid of belangenhouder voor meer doordecentralisatie.
De VO-raad heeft in 2009 een rapport uitgebracht over de ervaring met doordecentralisatie. Dit rapport geeft een beeld van waar en hoe is doorgedecentraliseerd in het VO en schetst een positief beeld.
Het Service Centrum Scholenbouw (SCS) heeft in 2010, acht projecten begeleidt rondom doordecentralisatie in het VO. Zij deed dit in het kader van het "activeringsscenario" van VO-raad en VNG. Opvallend was dat vooral gemeenten zich hiervoor aanmeldde als gegadigde. De belangstelling vanuit scholen was lager dan verwacht. SCS heeft de indruk dat de bezuinigingsronde bij gemeenten fungeert als extra prikkel om door te decentraliseren. Daarnaast biedt doordecentralisatie een extra mogelijkheid tot sturing. "Belangrijkste vraag blijft of met de beschikbare middelen goede huisvesting kan worden gerealiseerd, aldus Jan Schraven van het Service Centrum Scholenbouw. Zie hier zijn artikel naar aanleiding van de acht proefprojecten.
Ervaring in Nijmegen
"Wat opvalt is dat Nijmegen het veel fundamenteler heeft aangepakt dan alle andere initiatieven in Nederland"; zegt Eric Peperkamp van de gemeente Nijmegen met enige trots. Hij heeft overigens niet de pretentie dat het Nijmeegse model ook zomaar elders de beste oplossing is. Toch is hij ervan overtuigd dat er in het Nijmeegse model een paar succesbepalende factoren zitten die hij elders niet ziet:
- Nijmegen stuurt niet meer op bakstenen, maar op onderwijsinhoudelijke prestatie-afspraken. Alle anderen beperken het tot huisvesting en blijven een relatie houden met de gemeentefonds-uitkering. Nijmegen heeft dat losgelaten.
- Nijmegen heeft ook het economisch claimrecht overgedragen aan de schoolbesturen, waardoor de schoolbesturen over vastgoed beschikken (volledig eigenaar) en daardoor op de kapitaalmarkt terecht kunnen. Dat genereert veel meer geld dan er alleen uit de gemeentefondsuitkering komt. Die overdracht van economische eigendom ziet Eric nergens anders.
- Nijmegen houdt de regie op ruimtelijke ordening door aankooprecht.
- Door aankoopplicht heeft schoolbestuur financiële zekerheid. Daar worden banken blij van en kunnen tegen heel voordelige rentetarieven geld lenen.
- Nijmegen kiest voor "alles of niks". Dus alles volledig overdragen aan alle schoolbesturen (VO. PO en SO), inclusief economisch eigendom. Nijmegen heeft er voor gekozen om géén lijntje met de gemeente in stand te laten, want dat geeft altijd gedeelde verantwoordelijkheid en beperkt de schoolbesturen in hun bewegingsvrijheid. Gevolg daarvan is dat alle risico's ook bij schoolbesturen liggen, maar die risicoi's zijn via zogenaamde maatwerkafspraken beperkt.
In Nijmegen was het een wens van het gemeentebestuur, maar ook van de schoolbesturen zelf om tot doordecentralisatie te komen. "Dat is natuurlijk wel de basis voor een wilsovereenstemming"; aldus Peperkamp. "Beide partijen moeten er de meerwaarde van inzien".
De ervaringen tot nu toe zijn goed te noemen, volgens Peperkamp. "Geen enkel schoolbestuur noch de gemeente geeft aan terug te willen naar de oude situatie. Ondanks de economische crisis zijn er nog nooit zoveel bouwactiviteiten voor scholen geweest. In de afgelopen 2 jaar zijn er 2 nieuwe gebouwen al opgeleverd, zijn er 10 bouwplannen zo ver dat die binnen nu en 2 jaar gegund kunnen worden en zijn er nog eens 7 in voorbereiding voor over 3 of 4 jaar. Schoolbeturen vinden makkelijker partners in de stad (corporaties; zorginstellingen, elkaar) zonder dat de gemeente daar te veel tussen zit. En dat leidt tot mooie initiatieven.
Natuurlijk zijn er ook wat zorgpunten. "Het tijdig leveren van geschikte bouwlocaties door de gemeente is er daar één van"; zegt Peperkamp. "Verder blijkt dat de kosten van het parkeren (op eigen terrein in de gemeente Nijmegen en soms ook nog ondergronds) een (te) zware last voor sommige besturen. Maar dat probleem zou zonder doordecentralisatie ook hebben bestaan. Dat is geen gevolg van doordecentralisatie. Tot slot constateren we in Nijmegen dat de schoolbesturen het zeer voortvarend oppakken, waarbij sommige besturen nog wel een beetje moeten wennen aan een nieuwe vastgoedrol. Kortom: we zijn er nog steeds erg tevreden over."
In dit artiken in Kader Primair van mei 2009 staat een interview met Peperkamp en schoolbestuurder Janssen over de Nijmeegse situatie.
Een wilsbeschikking op vertrouwensbasis
Frank Leget, zelfstandig adviseur, heeft op basis van zijn ervaring met doordecentralisatie bij het VO in twee gemeenten een artikel geschreven over de voorwaarden voor doordecentralisatie van onderwijshuisvesting. Als drie belangrijkste noemt hij vertrouwen, inhoudelijke ambitie en financiële ambitie en mogelijkheden. Zie hier zijn artikel. Gertjan van Midden van de PO-Raad vindt ook belangrijk dat schoolbesturen stil staan bij de eigen mogelijkheden. Is de school in staat om doordecentralisatie aan te kunnen.
Reactie toevoegen