Niets nieuws en een verzameling open deuren; zo beoordelen een schooldirecteur, architect en vastgoedspecialist het recent verschenen rapport "Bouwen om Inhoud"; bedoeld voor de Lokale Educatieve Agenda. De uitgangspunten van het rapport worden niet gedeeld en vergen discussie.
In het rapport Bouwen om Inhoud wordt aangegeven hoe gemeenten, schoolbesturen en kinderopvangorganisaties de verbinding tussen inhoud en vorm kunnen realiseren. Het rapport is onderdeel van een landelijk ondersteuningstraject in het kader van de Lokale Educatieve Agenda (LEA) en in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opgesteld door Oberon Onderzoek & Advies in samenwerking met Stichting Brede School Nederland.
Oordeel vanuit verschillende invalshoeken
De redactie van Bouwstenen heeft een voormalige algemeen directeur van een school, een architect en een vastgoedexpert gevraagd hun mening over dit rapport te geven. Hun oordeel is zeer kritisch.
- Ben de Jong, voormalig algemeen directeur in het primair onderwijs; "Ik heb veel van dergelijke rapporten gelezen. Net zoals zovele bekruipt mij ook bij deze weer het gevoel dat er veel algemeenheden en open deuren bij elkaar zijn geveegd en vervolgens gaat het rapport de kast in. Toch staan er wel belangrijke uitgangspunten in."
- Henk Döll, architect en (stedenbouwkundig) supervisor; "Ik ben niet ondersteboven van het verhaal, het is weinig inspirerend en volgens mij niets nieuws onder de zon. Met name hoofdstuk 6 'Kansrijke strategieën' is voor mij (en voor een ieder die enigszins bij maatschappelijk vastgoed betrokken is) een verzameling open deuren."
- Dennis van Dalen, vastgoedspecialist bij FGH-bank, vindt vooral het gekozen uitgangspunt twijfelachtig.
Bouwen om inhoud geen vanzelfsprekendheid
Er bestaat geen consensus over het uitgangspunt van het rapport: dat de vorm de inhoud moet volgen. Natuurlijk staat de inhoud centraal. Voor voormalig algemeen schooldirecteur Ben de Jong is het in deze tijd ondenkbaar dat er door scholen en gemeenten niet wordt nagedacht over de inhoud als er scholen moeten worden gebouwd. "Er zijn talloze onderwijskundige concepten en pedagogische visies denkbaar die écht van elkaar verschillen, ook in de manier van huisvesten."
Dat wil echter niet zeggen dat gebouwen één op één die inhoud moeten volgen. Dennis van Dalen, vastgoedspecialist: "Dat schoolgebouwen de 40 jaar niet halen en leeg komen te staan, zit hem niet in de kwaliteit van de bouw. Er zijn doorgaans goede materialen en bouwtechnieken toegepast. Het zit hem blijkbaar in de houdbaarheid van een gebouwconcept. Locatie, uitstraling, (gebrek aan) transformatiemogelijkheden vormen de belangrijkste oorzaken van de beperkte houdbaarheid. Misschien is het tijd om minder in termen van functie te praten en meer in termen van stenen. Een gebouw is een middel om langdurig (maatschappelijke) doelen te realiseren. Door een specifieke functie 'in beton' te gieten, draag je daar niet aan bij. Ondanks dat dit misschien voor velen de wereld op zijn kop is, zit het grote risico voor de gebouweigenaar in de stenen en niet in de functie. Daar ligt een sleutel tot betere huisvesting.
Het watervliegtuig-principe
Ben de Jong vindt dat er beslist geen nieuwe 'stand alone scholen' meer bij moeten komen. De Multifunctionele Accommodatie (MFA) of een kindcentrum moet wat hem betreft uitgangspunt zijn. "Zoveel mogelijk verbinden. Daar wordt het onderwijs beter van. Bovendien moeten scholen niet meer willen dat gebouwen slechts van 08.30-16.00 uur gebruikt worden. Dat kost handen vol geld".
Maar niet bij elk concept of visie past één gebouw. Er is ook een concept denkbaar waarbij juist intensief gebruik wordt gemaakt van de leerplekken die de omgeving biedt, die een andere ruimtelijke vertaling vragen. Daarbij valt er ook nog wel wat te zeggen over de praktische uitwerking en ervaring met MFA's. Bert Runhaar van de gemeente Amsterdam kwalificeerde de MFA's als een kritiekloze hype. Marc van Leent heeft de MFA al eens ten grave gedragen.
Architect Henk Döll verwoordt het anders: "In 1998 dienden de eerste gecombineerde schoolgebouwen zich aan. De jury van de scholenbouwprijs, waar ik toen in zat, was zeer kritisch over dit fenomeen. Het werd vergeleken met een watervliegtuig: een apparaat dat niet echt geschikt is om te varen en ook als vliegtuig niet goed functioneert. Inmiddels is het fenomeen MFA gemeengoed geworden. En in het rapport wordt het als een vanzelfsprekend gegeven gepresenteerd. Er wordt kritiekloos op voortgeborduurd op dit watervliegtuig."
Schaalvergroting is stedenbouwkundig problematisch
"Ook vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het niet altijd gewenst voorzieningen te clusteren in een gebouw", vindt Henk Döll. "Het leidt doorgaans tot relatief grote complexen. Een aantal functies zijn juist bij uitstek geschikt om te spreiden over verschillende dorpen en wijken. Andere functies wil je juist weer op één plek hebben. Bij scholen is spreiding gewenst. Dat maakt de bereikbaarheid groter. Kleinere scholen verspreid in woonbuurten zijn nog gewoon te voet bereikbaar en kinderen kunnen op jongere leeftijd zelfstandig naar school."
Complexiteit ten koste van kwaliteit
Voormalig schooldirecteur Ben de Jong stelt dat samenwerking in een MFA tussen school, opvang, cultuur, sport en wijk grote voordelen met zich meebrengt voor kinderen (zoveel mogelijk voorzieningen op één plek), voor ouders (kinderen besteden hun dag binnen één concept), voor schoolbesturen (financieel, personeel en beheersmatig), voor de private partijen (idem) en voor de gemeente (versterking wijkfunctie).
Henk Döll ziet dat niet zo; "Bij gebouwen gaat het efficiencyvoordeel van schaalvergroting bij een bepaalde omvang afnemen en kan het zelfs omslaan. Dit geldt zowel voor de initiële bouwkosten als voor de exploitatielasten. Om de complexe gebouwen te realiseren moet veelal beknot worden op de basiskwaliteit, zoals het oppervlak (m2) en volume (hoogte) van de (les)vertrekken en op het binnenklimaat. Vanuit het welbevinden en de dagelijkse beleving van kinderen, onderwijzend personele en medewerkers zijn overzichtelijke gebouwen en kleinere eenheden veruit te prefereren.
Kortom; het is niet helder wat goed is voor kinderen en de knip. Meerdere functies in een gebouw kunnen toegevoegde waarde hebben maar het is ook goed mogelijk dat daarmee het kind met het badwater wordt weggegooid.
Stroperige processen frustreren betrokkenheid
Henk Döll: "Het proces om tot een multifunctionele accommodatie te komen is vaak voor de direct betrokkenen (schoolbesturen en -directies) uitermate frustrerend en onnodig complex. Het rapport geeft ook aan dat dit in de afgelopen 10 jaar aanzienlijk complexer is geworden (pag. 6 en 17). De eerste voorwaarde is dat partijen die gezamenlijk een accommodatie gaan betrekken 'iets met elkaar moeten'. Daaraan ontbreekt het vaak en het vergt doorgaans een enorme inspanning om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. Gevolg is de gesignaleerde trage besluitvorming en het gebrek aan visie. Het is niet verwonderlijk dat deze twee punten bij schoolbesturen significant meer als knelpunt worden ervaren dan bij gemeenten (pag. 10). In zekere zin staat het op gespannen voet met de tijdgeest, waarbij iedereen deskundig is en overal over wil meepraten en meebeslissen. Dat kan echter alleen bij overzichtelijke processen, waarbij je kunt overzien waarover je meepraat en meebeslist.
Ben de Jong pleit daarnaast voor het zo snel mogelijk afschaffen van de dubbelrol van gemeenten. Hij vindt twee soorten belangen bij één partij belemmerend werken in het LEA overleg. "De in het rapport genoemde ´functionele doordecentralisatie´ (PO-raad) is een uitstekende mogelijkheid om daarin de eerste stap te zetten", aldus Ben.
Crisis noopt tot afname schaalgrootte en complexiteit
In tegenstelling tot wat in het rapport wordt gesuggereerd, pleit Henk Döll ervoor meer aandacht te besteden aan de bestaande voorraad van gebouwen in plaats van automatisch van nieuwbouw uit te gaan. Dat zal in alle sectoren na de crisis aan de orde zijn. Kijk wat je met bestaande gebouwen kunt en hoe de primaire functie kan worden geoptimaliseerd, eventueel versterkt met aanvullende functies. Demografische ontwikkelingen (krimp) zet hiertoe aan.
Als gevolg van de vastgoedcrisis verwacht de vastgoedwereld dat schaalgrootte en complexiteit van projecten zullen afnemen. Henk Döll verwacht dat de trends die in hoofdstuk 4.5 (pag. 22-23) worden geschetst zich niet of slechts in beperkte mate zal voordoen; 'corporaties' zullen naar zijn mening niet massaal aan tafel schuiven, 'krimp' leidt niet noodzakelijkerwijs tot grote problemen, 'PPS-constructies' vinden nauwelijks plaats (wordt eerder op pag. 22 zelf geconstateerd) en tenslotte zijn 'kwaliteit' en 'duurzaamheid' juist gebaat bij kleinschaligheid en directe betrokkenheid. Hiermee vervallen alle argumenten voor 'complexer wordend maatschappelijk vastgoed'. In het vervolg van dit hoofdstuk komt de aap uit de mouw. Hier wordt vastgesteld dat het zo complex is geworden dat sprake is van een 'kennislacune' en dat er tal van kennisnetwerken en -organisaties nodig zijn om daarvoor oplossing te brengen.
Ook Dennis van Dalen van de FGH Bank schrikt van de toenemende complexiteit van scholenbouw. "Als we niet in staat zijn deze complexiteit terug te dringen, zullen beleggers en financiers niet geïnteresseerd zijn om te participeren."
Reactie van de auteur
Het rapport is, zo geven de auteurs aan, primair geschreven voor gemeente ambtenaren die bezig zijn op het gebied van de Lokale Educatieve Agenda (LEA) en onderwerpen als segregatie en voortijdig schoolverlaten. Dat zijn vaak anderen dan die met onderwijshuisvesting bezig zijn. Voor hen moet het een handzaam overzicht bieden van de huidge stand van zaken, de problemen die er liggen en mogelijk oplossingen. Dat is een andere doelgroep dan die van Bouwstenen. De reacties van de drie personen zijn interessant en laten ook de onderlinge verschillen naar boven komen.
Scholen op de schop
Uit de reacties op het rapport Bouwen om inhoud blijkt dat we er nog lang niet zijn met het nadenken en uitwisselen van gedachten over hetgeen goed is voor kinderen, hoe onderwijs er uit moet zien en de vertaling naar huisvesting,
Bouwstenen voor Sociaal legt zich toe op de laatste vraag. Wat betekenen maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen voor het (maatschappelijke) vastgoed. In het verlengde van de Agenda Maatschappelijk Vastgoed 2011 zijn daarvoor een aantal initiatieven genomen:
- structuurschets voorzieningen; daarin wordt onder meer vanuit stedenbouwkundig perspectief naar voorzieningenvraagstuik gekeken (zoals bepleit door Henk Döll)
- toekomstbestendig vastgoed;daarbij wordt het beleggingsperspectief betrokken (in aansluiting op Dennis van Dalen)
- (bestaande) scholen op de schop; met aandacht voor knelpunten en zoektochten.
Met dank aan de "critical friends" die het rapport hebben beoordeeld.
Reactie toevoegen